Pagina's

Posts tonen met het label Oppervlakte bij vergroten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Oppervlakte bij vergroten. Alle posts tonen

maandag 3 mei 2021

Oppervlakte bij vergroten (H8.4) - deel 2- G&R 12de - VWO 2

      ( Wiskunde - Getal en Ruimte 12de editie, VWO 2 , H8 Inhoud en vergroten)

H8.4 Oppervlakte bij vergroten - deel 2

(50 t/m 54)

Opgave 50.
→ De oppervlakte van de grootste vijver (= cirkel) = 2 × de oppervlakte van de kleinste vijver
oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
  • oppervlakte cirkel = π•straal²
  • Neem de straal van de kleinste vijver als r₁ en de grootste als r₂:
πr₂² = 5(πr₁²) = k² × πr₁²
k² = 5πr₁² ÷ πr₁² =5
k  = √5
  • De diameter van de kleinste vijver is 2,4 meter → de straal is dan 1,2 m.
πr₂² = k² × πr₁² = 5 × π(1,2)²  = 7,2π
πr₂² = 7,2π
r₂² = 7,2
r₂ = √7,2 
→ De diameter van de grote vijver = 2 × straal = 2 ×√7,2 ≈ 5, 3665
De diameter van de grote vijver is 5, 37 meter (rond af op twee decimalen).
 
Een andere manier om de diameter van de grote vijver te berekenen zonder vergrotingsfactor k te berekenen: 
  • Je kunt een formule instellen vanuit het gegeven "de oppervlakte van de grootste is vijf keer zo groot als de oppervlakte van de kleinste".
πr₂² = 5(πr₁²) = 5(π × 1,2²) = 7,2π
πr₂² = 7,2π
r₂² = 7,2
r₂ = √7,2

Opgave 51.
  • De oppervlakte van lijst A is 150 cm².
  • De oppervlakte van lijst C is 1350 cm².
  • De afmetingen van lijst B is 20 bij 30 cm.
a.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
→ oppervlakte lijst B = 20 × 30 = 600 cm²
oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
→ Lijst B is origineel en lijst C is beeld. (Lijst C is een vergroting van lijst B.)
  • oppervlakte lijst C = k² × oppervlakte B
1350 = k² × 600
k = √(1350 ÷ 600) = 1,5

→ Vergrotingsfactor k is 1,5.

Stap②. Bereken de afmetingen van lijst C.
→ De breedte van lijst C = vergrotingsfactor k × de breedte van lijst B
                                        = 1,5 × 20 = 30 cm
→ De lengte van lijst C = vergrotingsfactor k × de lengte van lijst B
                                      =  1,5 × 30 = 45 cm
→ De afmetingen van lijst C zijn 30 bij 45 cm.

b.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
→ oppervlakte lijst B = 20 × 30 = 600 cm²
 oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
→ Lijst B is origineel en lijst A is beeld. (Lijst A is een verkleining van lijst B.)
  • oppervlakte lijst A = k² × oppervlakte B
150 = k² × 600
k = √(150 ÷ 600) = 0,5

→ Vergrotingsfactor k is 0,5.

Stap②. Bereken de afmetingen van lijst A.
→ De breedte van lijst A = vergrotingsfactor k × de breedte van lijst B
                                        = 0,5 × 20 = 10 cm
→ De lengte van lijst A = vergrotingsfactor × de lengte van lijst B
                                      =  0,5 × 30 = 15 cm
→ De afmetingen van lijst C zijn 10 bij 15 cm.

Opgave 52.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
→ De zeiloppervlakte van de kleine zeilboot is 2,8 m².
→ De zeiloppervlakte van het origineel = ½ × 2 × 4,8 = 4,8 m²
 oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
2,8 = k² × 4,8
k = √(2,8 ÷ 4,8) 
Stap②. Bereken de afmetingen van het grootzeil van de kleine zeilboot.
→ De zeilbreedte van de kleine zeilboot = vergrotingsfactor k × de breedte van het origineel
                                        = √(2,8 ÷ 4,8) × 2 ≈ 1,53  m
→ De zeillengte van de kleine zeilboot = vergrotingsfactor × de lengte van het origineel
                                      =  √(2,8 ÷ 4,8) × 4,8 ≈ 3,67 m
→ De afmetingen van het grootzeil van de kleine zeilboot is 1,53 bij 3,67 m (rond af op twee decimalen). 

Opgave 53.
a.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
 oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
0,338 m² = k² × 845 m²
k = √(0,338 ÷ 845) = 0,02
Stap②. Bereken de lengte van het schaalmodel.
De lengte van het schaalmodel = vergrotingsfactor k × de lengte van het origineel
                                                       = 0,02 × 72,7
                                                       = 1.454 m

b.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
→ De spanwijdte van een model is hoogstens 60% van de breedte van de windtunnel.
60% × 5 m = 0,6 × 5 m = 3 m
De maximale spanwijdte van een model is 3 m.
→ Vergrotingsfactor k = afmeting beeld ÷ overeenkomstige afmeting origineel
                                    = 3 m ÷ 79,8 m = 3 ÷ 79,8
Stap②. Berekenen de maximale vleugeloppervlakte van een schaalmodel.
 oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
                                   = (3 ÷ 79,8)² × 845 m²
                                   ≈ 1,194 m²
→ De maximale vleugeloppervlakte van een schaalmodel is 1,19 m² (rond af op twee decimalen).

Opgave 54.
Stap①. Bereken eerst de oppervlakte van verkeersbord I.
→ Verkeersbord I heeft een omtrek 270 cm en heeft de vorm van een gelijkzijdige driehoek.
  • Volgens de stelling van Pythagoras:

90² = (hoogte van bord I)² + 45² 
hoogte van bord I = √(90² – 45²) = √6075 cm

→ oppervlakte van bord I = ½ × 90 × √6075

Stap②. Bereken de vergrotingsfactor k.
→ Verkeersbord II heeft een oppervlakte van 25 dm² en heeft ook de vorm van een gelijkzijdige driehoek.
→ 25 dm² = 2500 cm²
 oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
→ Neem: Bord I is origineel en bord II is beeld.
     2500 cm² = k² ×  (½ × 90 × √6075) cm²
     k = √(2500 ÷ (½ × 90 × √6075))
         ≈ 0,84426
Stap③. Bereken een zijde van bord II. De omtrek van bord II = 3 × een zijde. 
→ Verkeersbord II  heeft de vorm van een gelijkzijdige driehoek.
 → Een zijde van bord II = vergrotingsfactor k × een zijde van bord I
                                        = √(2500 ÷ (½ × 90 × √6075)) × 90 cm
→ De omtrek van bord II is 3 × een zijde = 3 × (2500 ÷ (½ × 90 × √6075)) × 90 cm ≈ 227,950 cm.
De omtrek van bord II is 228 cm (rond af op gehelen).

Oppervlakte bij vergroten (H8.4) - deel 1- G&R 12de - VWO 2

     ( Wiskunde - Getal en Ruimte 12de editie, VWO 2 , H8 Inhoud en vergroten)

H8.4 Oppervlakte bij vergroten - deel 1

(41, 44 t/m 47)

Opgave 41.
Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k, om de oppervlakte van logo II te berekenen

  • vergrotingsfactor k = afmeting beeld ÷ overeenkomstige afmeting origineel 
  •  Logo I is origineel en logo II is beeld.
  • k = 3,6 ÷ 4,4
Stap②. Gebruik de formule : oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel

  • oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel 
  • oppervlakte origineel (logo I) is 10,2 cm²
  • oppervlakte logo II = (3,6 ÷ 4,4) × 10,2 cm² ≈ 6,828 cm²
De oppervlakte van logo II is 6,8 cm² (rond af op één decimaal).

Opgave 44.
[De toren van Hanoi]
→ De diameter van elke schijf: 2 cm, 2,2 cm, 2,4 cm 2,6 cm, 2,8 cm, 3 cm, 3,2 cm en 3,4 cm.
→ De straal van elke schijf: 1 cm, 1,1 cm, 1,2 cm 1,3 cm, 1,4 cm, 1,5 cm, 1,6 cm en 1,7 cm.
→ Omdat alle schijven even dik zijn, is de hoogte van elke schijf (= cilinder) hetzelfde als h.
→ Van de opgave weet je dat de kleinste schijf 15 gram weegt. Hieruit kun je berekenen hoeveel gram per cm³ de schijf weegt.
  • het gewicht van de kleinste schijf = het gewicht per cm³ × de inhoud van de kleinste schijf 
  • de inhoud van de kleinste schijf = inhoud cilinder = π × straal² × h = π × 1² × h = πh
  • 15 gram = x g/cm³ × de inhoud van de kleinste schijf = x g/cm³ × πh cm³
  • x   = 15 ÷  πh
  • de schijf weegt 15 ÷  πh gram per cm³.
→ De som van het gewicht van de acht schijven
     = (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 1) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 2) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 3) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 4) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 5) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 6) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 7) + (het gewicht per cm³ × inhoud schijf 8) 
 = het gewicht per cm³•(inhoud schijf 1 + inhoud schijf 2 + inhoud schijf 3 + inhoud schijf 4 + inhoud schijf 5 + inhoud schijf 6 + inhoud schijf 7 + inhoud schijf 8)
= het gewicht per cm³•(π × 1² × hπ × 1,1² × h + π × 1,2² × π × 1,3² × hπ × 1,4² × hπ × 1,5² × + π × 1,6² × hπ × 1,7² × h)
= het gewicht per cm³•πh•(1,1² + 1,2² 1,3² 1,4² 1,5² + 1,6² 1,7² )
= (15 ÷  πh)πh•(1² 1,1² + 1,2² 1,3² 1,4² 1,5² + 1,6² 1,7² )
= 15•(1² 1,1² + 1,2² 1,3² 1,4² 1,5² + 1,6² 1,7² ) = 225
→ De som van het gewicht van de acht schijven is 225 gram.

Opgave 45.
→ Het punt A is het midden van een zijde van de grote zeshoek. Het blauwe gebied heeft een oppervlakte van 15cm².
→ Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.
  • vergrotingsfactor k = afmeting beeld ÷ overeenkomstige afmeting origineel 
  • De kleine zeshoek is het origineel en de grote zeshoek is het beeld.
  • Neem een zijde van de kleine zeshoek als x, dan is een zijde van de grote zeshoek 2x
  • k = x ÷ 2x = 2

→ Stap②. Gebruik de formule : oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
  • oppervlakte van het blauwe gebied = oppervlakte van de grote zeshoek – oppervlakte van de kleine zeshoek
  • oppervlakte van de grote zeshoekk² × oppervlakte van de kleine zeshoek
  • Het blauwe gebied heeft een oppervlakte van 15cm².
  • 15 = (k² × oppervlakte van de kleine zeshoek) – oppervlakte van de kleine zeshoek
  • Neem oppervlakte van de kleine zeshoek als x.
15 = 2²•x x
15 = 4xx
15 = 3x
= 5

  • De oppervlakte van de kleine zeshoek is 5 cm².
Opgave 46.
→ Stap①. Bereken eerst de vergrotingsfactor k.

  • De echte Boeing 737 is het origineel en het model is het vbeeld.
  • oppervlakte beeld = k² × oppervlakte origineel
  • De echte Boeing 737 heeft een vleugeloppervlakte van 160 m². De vleugeloppervlakte van het model is 1000 cm². 
  • 1000 cm² = 0,1 m²
  • 0,1 m² k² × 160 m²

k = √(0,1 ÷ 160) = 0,025

Stap②. Bereken de lengte en de spanwijdte van de echte Boeing 737
  • de lengte van de echte Boeing 737 × k = de lengte van het model
de lengte van de echte Boeing 737 = 0,9 m ÷ 0,025 = 36 m
  • de spanwijdte van de echte Boeing 737 × k = de spanwijdte van het model

de spanwijdte van de echte Boeing 737 = 0,85 m ÷ 0,025 = 34 m

Opgave 47.
→ De figuur bestaat uit een zwarte cirkel, een witte ring en een zwarte ring. Van beide ringen is de breedte gelijk aan de straal van de zwarte cirkel.

De oppervlakte van de zwarte cirkel = π•r² = πr²
De oppervlakte van de zwarte ring = π•(3r)² –  π•(2r)² = 9πr² – 4πr² = 5πr²
→ Om de oppervlakte van de zwarte ring te krijgen moet je 5 vermenigvuldigen met de oppervlakte van de zwarte cirkel.

Hoofdstuk 2 Gelijkvormigheid - Uitleg Opgave 43

  Hoofdstuk 2. Gelijkvormigheid 2.3 Gelijkvormige driehoeken Opgave 43.  Uitleg: