( Wiskunde - Getal en Ruimte 12de editie, VWO 2 , H6. Procenten en diagrammen)
H6.3 Histogram en steel-bladdiagram
(Opgave 36, 37, 39, 41, 44)
Opgave 36.
a.
→ Het bovenstaande histogram geeft gegevens over het aantal auto's dat per minuut een parkeergarage binnenrijdt.
- 1 keer 9 auto's per minuut + 2 keer 10 auto's per minuut + 1 keer 12 auto's per minuut = 4 keer dat er meer dan acht auto's per minuut binnenreden.
→ 9 + 5 + 7 + 5 + 8 + 10 + 6 + 4 + 3 + 1 + 2 + 1 = 61 minuten
c.
→ (5 × 1) + (7 × 2) + (5 × 3) + (8 × 4) + (10 × 5) + (6 × 6) + (4 × 7) +(3 × 8) + (1 × 9) + (2 × 10) + (1 × 12) = 5 + 14 + 15 + 32 + 50 + 36 + 28 + 24 + 9 +20 + 12 = 245 auto's
d.
→ Het aantal keren dat er minder dan vijf auto's per minuut binnen kwamen = 9 + 5 + 7 + 5 + 8 = 34
→ Percentage keren dat er minder dan vijf auto's per minuut binnen kwamen = 34 ÷ 61 × 100% = 55,7%
Opgave 37.
a.
→ Meneer Braamhaar heeft in een periode bijgehouden hoeveel verkeerslichten per dag op rood stonden.
→ "De frequentie van het waarnemingsgetal 5 is 6" betekent dat in de periode het aantal dagen waarop er 5 verkeerslichten op rood stonden, 6 is.
b.
→ Het aantal dagen dat meneer Braamhaar meer dan zes keer voor een verkeerslicht wacht = 6 + 1+ 1 = 8
c.
→ 4 + 4 + 6 + 8 + 6 + 1 + 1 = 30 dagen
→ Het aantal werkdagen per week is 5.
→ 30 dagen ÷ 5 = 6 weken
d.
→ Dat in de bovenste regel van de frequentietabel de getallen 0, 1 en 2 niet voorkomen betekent dat meneer Braamhaar in de periode elke dag meer dan 2 keer voor een verkeerslicht moest wachten.
e.
f.
→ (3 × 4) + (4 ×4 ) + (5 × 6) + (6 × 8) + (7 × 6) + (8 × 1) + (9 × 1) = 165 keer
Opgave 39
a.
- 17 twee keer
- 21 twee keer
- 23 drie keer
- 28 nul keer
→ De hoogst behaalde score is 41.
c.
→ Aantal leerlingen die de test hebben gemaakt = 3 + 6 + 6 + 3 + 2 = 20
Opgave 41.
a.
→ Als je aan de mannenkant het aantal telt: 14 beroepen.
→ Als je aan de vrouwenkant het aantal telt: 14 beroepen.
→ In het steel-bladdiagram is het uurloon verwerkt van 14 beroepen.
b.
→ In het diagram aan de mannenkant zie je bij tienden hetzelfde getal bij twee beroepen met 12 eenheden. Dat is 0.
→ Het gemiddelde uurloon van mannen bij de beroepen van office-manager en arbeidsbemiddelaar is € 12,00 per uur.
→ Bij de meeste beroepen verdienen mannen meer dan vrouwen. Zo verdient een mannelijke werkvoorbereider per uur € 0,60 meer dan zijn vrouwelijke collega.
→ Het verschil van € 0,60 tussen uurloon voor mannen en uurloon voor vrouwen zie je in 2 gevallen:
- Eerste geval: uurloon € 14,80 voor mannen en uurloon € 14,10 voor vrouwen
- Tweede geval: uurloon € 14,20 voor mannen en uurloon € 13,60 voor vrouwen
- € 13,60 + € 0,60 = € 14,20
- € 14,10 + € 0,60 = € 14,70
→ Het uurloon van een mannelijke werkvoorbereider is € 14,20 of € 14,70.
d.
→ Zoek eerst hetzelfde getal bij de tienden bij mannen en vrouwen.→ Daarna kijk je of het verschil tussen de twee getallen bij de eenheden met hetzelfde getal bij de tienden bij mannen en vrouwen, 5 is.
→ Het uurloon van een vrouwelijk hoofd facilitaire dienst is € 19,80 per uur.
e.
→ Het aantal beroepen waarbij een vrouw in een week van 36 uur minder dan 525 euro verdient:
→ Het percentage van de in het diagram verwerkte beroepen die voor een vrouw in een week minder dan 525 euro opleveren = 10 ÷ 14 ×100% ≈ 71,4% (rond procenten af op één decimaal).
Opgave 44.
a.
b.
c.
→ Het aantal leerlingen die minder dan 15 kwartier aan het huiswerk besteed hebben, is 1 + 4 + 5 = 10
→ Het ootale aantal leerlingen van klas V2C is 1 + 4 + 5 + 7 + 5 + 2 + 3 = 27
→ Het percentage van de leerlingen die minder dan 15 kwartier aan het huiswerk besteed hebben = 10 ÷ 27 × 100% ≈ 37,0% (rond procenten af op één decimaal).
d.
→ 6 uur is 4 kwartier × 6 = 24 kwartier
→ Het aantal leerlingen die meer dan 24 kwartier aan het huiswerk besteed hebben, is 2 + 3 = 5
→ Het totale aantal leerlingen van klas V2C is 1 + 4 + 5 + 7 + 5 + 2 + 3 = 27
→ Het percentage van de leerlingen die meer dan 24 kwartier (= 6 uur) aan het huiswerk besteed hebben = 5 ÷ 27 × 100% ≈ 18,5% (rond procenten af op één decimaal).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten